Het Brusselliaan is een sedimentaire geologische formatie die 45 miljoen jaar geleden ontstond tijdens het Eoceen. De lagen bestaan uit een afwisseling van zand en zandknollen, soms ijzerhoudend, die ooit deel uitmaakten van de bodem van een zee – wellicht een kustlijn of een delta. Deze geologische samenstelling leverde een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van een welvarende stad. Het zand werd gebruikt in de bouw en industrie, en het water uit de onderliggende aquifers diende voor consumptie en productie.
In zijn Oryctographie de Bruxelles uit 1784, stelt François Xavier de Burtin het volgende: “De eerste blik volstaat om een waarnemer te overtuigen dat alles hier het werk is van water – uit zee, regen, rivieren en stortvloeden. De werking en effecten van die afwisselende waterbronnen hebben duidelijke sporen achtergelaten.” De auteur verwijst bovendien naar de talrijke boven- of ondergrondse steengroeven rond de stad, die vaak werden verlaten zonder te worden opgevuld. Sinds de middeleeuwen werden zandsteenlagen in het Brusselliaan gewonnen voor de productie van kalk, breukstenen en straatstenen. Meer recent, en nog steeds vandaag de dag, domineren grote zandgroeven het landschap van Brussel en het Brabantse achterland. Ze werden vaak ingezet voor de bouw van infrastructuur in de hoofdstad of voor haar stedelijke uitbreiding.
De relatie tussen Brussel en zijn zand is er een van wederzijdse interactie en verandering. Dit verhaal nodigt uit om zowel de oudste geschiedenis van ons gebruik van de aarde als ons recente verleden en de toekomst te herzien, en om opnieuw na te denken over hoe we de wereld en de bodem benutten. In ons onderzoek stellen we de hypothese dat het Brusselse zand niet louter een inert, begraven materiaal is. Het fungeert als een actief element in menselijke en stedelijke technieken en culturen. Dit blijkt uit de verschillende heroplevingen, ontsluitingen en bodembewegingen die stadslandschappen hervormen. Ook opvul- en uitgraafbewegingen voor de realisatie van infrastructuur, en de hybride natuurvormen die ontstaan op haar specifieke bodems, getuigen hiervan.
Door meer aandacht en zorg te schenken aan de bodems die we bewonen, traceert Du Bruxellien au Bruxellocène de lange geschiedenis van de banden tussen Brussel en zijn bodems. Het inventariseert de manifestaties van deze relatie en plaatst ze op een ‘levende kaart’. Hiermee wordt een alternatief verhaal verteld over de wisselwerking tussen extracties, ontsluitingen aan de oppervlakte en ondergrondse veranderingen. Het resultaat is een kleine geologische odyssee die actuele vraagstukken rond bodembeheer en -ontwikkeling blootlegt. En wie weet opent dit de deur naar een betere co-existentie met de minerale wereld.
“Sédimenter comme verbe” – sedimenteren als werkwoord – is de stelling waarin Matthieu Duperrex ons uitnodigt om de wereld te observeren (1). Hij benadrukt hoe we de mineralenorde opnieuw centraal kunnen stellen in de kwesties die te maken hebben met het leven. Te vaak richten we ons alleen op wat zichtbaar is in de biosfeer of atmosfeer. De lithosfeer wordt daarbij soms gezien als een verzameling inerte, eeuwige objecten of als simpele metaforen voor soliditeit. Zoals Marcia Bjornerud (2) opmerkt, bevatten rotsen een veelheid aan gebeurtenissen in zich: “elles ne sont pas, elles deviennent” – ze zijn niet, ze worden. Ze sporen ons aan om onze aardse, menselijke en stedelijke verhalen te hermineraliseren. Zo kunnen we de relatie herstellen tussen de werelden waarin we leven en de materie en haar cycli.
(1) Matthieu Duperrex, La Rivière et le Bulldozer, Premier Parallèle, coll. Carnets Parallèles, 2022
(2) Marcia Bjornerud, Timefulness: How Thinking Like a Geologist Can Help Save the World, Princeton University Press, coll. Focus on Climate, 2018
@Théo Larvoire
@Théo Larvoire
@Théo Larvoire